Familie sterns (Sternidae)
De familie sterns (Sternidae) is een familie binnen de orde van steltloperachtigen (Charadriiformes). Er zijn echter ook biologen die de sterns als een onderfamilie binnen de familie van meeuwen classificeren. Ze zijn in ieder geval nauw verwant aan elkaar. Sterns zijn zeevogels die vaak aan de kust leven, maar ook in het binnenland voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn de visdief en de drie moerassterns (zwarte stern, witvleugelstern en witwangstern). Net als meeuwen hebben ze zwamvliezen tussen de tenen en zijn ze meestal wit of grijzig van kleur. Veel stern soorten leggen grote afstanden af naar hun broed- en overwinteringsgebieden. Koploper is hierbij de noordse stern die trekt tussen zijn broedgebieden in het hoge noorden en de overwinteringsgebieden rondom Antartica.
Wat zijn de verschillen tussen de grote stern en de lachstern?
Herkenning grote stern
- Grootte: 37-45 cm
- Habitat: alleen aan de kusten, in Nederland vooral in het Waddengebied en langs de Zeeuwse Delta
- Komt voor als: broedvogel en doortrekker, bijna geen overwinteraars
Herkenning lachstern
- Grootte: 34-43 cm
- Habitat: langs kusten en riviermondingen, gedurende de winter ook in het binnenland
- Komt voor als: geen broedvogel en heel klein aantal doortrekkers
Wat zijn de verschillen tussen de noordse stern, reuzenstern, visdief en witwangstern?
Herkenning noordse stern
- Grootte: 33-36 cm
- Habitat: langs de kusten, maar broedt soms ook landinwaarts
- Komt voor als: gering aantal broedparen en meer doortrekkers
Herkenning reuzenstern
- Grootte: 49-55 cm
- Habitat: kustgebonden en buiten broedseizoen ook nabij grotere meren in binnenland
- Komt voor als: klein aantal doortrekkers
Herkenning visdief
- Grootte: 32-39 cm
- Habitat: tijdens broedtijd zowel aan de kust als in het binnenland, buiten broedseizoen voornamelijk aan de kust, altijd bij water
- Komt voor als: broedvogel en doortrekker
Herkenning witwangstern
- Grootte: 24-29 cm
- Habitat: tijdens broedseizoen bij meren en moerassen met voldoende drijvende vegetatie, buiten broedseizoen ook bij grote watergebieden
- Komt voor als: gering aantal broedparen maar wel toenemend, gering aantal doortrekkers
