Algemene informatie over insecten-ongewervelden

Indeling/classificatie van ongewervelde dieren

Onderverdeling ongewervelden

Hierboven staat een schema met de indeling van het dierenrijk. Dit schema is niet volledig en er bestaan ook andere indelingsvormen. De discussie onder wetenschappers over welke soort in welke groep thuishoort speelt nog dagelijks en schema’s veranderen dan ook vaak, dit door voortschrijdend inzicht. Bovenstaand schema geeft wel een goed beeld over de indeling van de de diersoorten die we op de Veluwezoom tegen kunnen komen. Het gaat hierbij dan om de oranje gekleurde groepen, die hieronder en in andere hoofdstukken verder toegelicht worden.

Weekdieren

Inktvissen, tweekleppigen (schelpdieren) en slakken behoren tot de weekdieren. Weekdieren hebben een mantel (huidplooi) die om het lichaam ligt. Daarnaast hebben ze een gespierde voet. Veel soorten weekdieren vormen een inwendig of uitwendig skelet. Dit doen ze door vanuit een klier, die in de mantel ligt, kalk af te scheiden. Het inwendige- (bij de inktvis) en uitwendige (bij de slak) skelet wordt met deze kalk opgebouwd.
Meer informatie over weekdieren is te vinden op de pagina ‘Weekdieren’.

Geleedpotigen

De geleedpotigen vormen de grootste dierengroep binnen het dierenrijk. Ongeveer 75 procent van alle dierensoorten zijn geleedpotigen. Kenmerkend voor de geleedpotigen is dat hun lichaam opgebouwd is uit segmenten. Aan deze lichaamssegmenten zitten poten die ook weer uit delen zijn opgebouwd. Geleedpotigen hebben een uitwendig skelet dat meestal is opgebouwd uit chitine. Dit uitwendig skelet geeft niet mee, waardoor de geleedpotige niet verder kan groeien. Dit lossen ze op door regelmatig te vervellen. Het oude skelet wordt dan vervangen door een nieuw en in eerste instantie nog zacht skelet. Dit nieuwe zachte skelet pompen ze dan op met lucht of water en laten dan het skelet uitharden. In de fase dat het nieuwe skelet nog niet is uitgehard, groeit de geleedpotige naar zijn nieuwe formaat. In deze fase zijn ze wel kwetsbaar, want met hun zachte lichaam zijn ze een  gewilde prooi voor veel dieren die geleedpotigen eten.

Segmenten bij het lichaam en de poten van een duizendpoot

Segmenten bij het lichaam, de poten en de voelsprieten van een duizendpoot

 

Op de Veluwezoom komen ook veel geleedpotigen voor, die vooral behoren tot de groepen: spinnen, duizendpoten en insecten. Deze drie groepen worden hieronder beschreven.

1. Spinnen / spinachtigen

Spinachtigen hebben vier paar gelede poten, dus totaal acht poten. Tot de spinachtigen behoren onder andere de spinnen, hooiwagens, mijten en en teken.

Hooiwagens lijken op spinnen, maar hebben geen insnoering tussen het voorlijf en het achterlijf zoals spinnen dat wel hebben. Bij hooiwagens vormen het voor- en achterlijf een geheel, waaraan acht lange poten zitten. Hooiwagens leven voornamelijk tussen planten.

Spinnen hebben een sterke snoering tussen de kop (het voorlijf) en het achterlijf. Op de kop zitten acht ogen, gelijk verdeeld over de linker- en de rechterkant van de kop. Spinnen hebben kaken met gifklieren waarmee ze hun prooi kunnen doden. Op het menu van de spin staan vooral insecten en het is afhankelijk van de soort spin hoe ze die vangen. Met of zonder web. Als de spin een insect heeft gevangen spuit deze het gif in het insect met de gifkaken. Hierdoor lost het binnenste van het insect op, waardoor de spin dit op kan zuigen. De acht poten van de spin zitten vast aan het achterlijf, dat een stuk groter is dan het voorlijf. Op het achterlijf zitten ook de spintepels (meestal 4 tot 6). Uit de spintepels komt een vloeistof dat hard wordt als het in aanraking komt met de buitenlucht, waarmee het web wordt gemaakt. 

De meeste spinnen worden maar een jaar oud en vriezen dood in de winter. De eitjes, die de spin al voor de winter heeft gelegd,  overleven de winter wel en komen uit in het voorjaar. Huisspinnen kunnen wel een paar jaar oud worden vanwege het constante klimaat in huis.

Spinnen zijn geen insecten. Zo hebben spinnen acht poten en insecten zes en het lijf van spinnen bestaan uit twee delen en dat van insecten uit drie. Een ander belangrijk verschil is dat spinnen enkelvoudige ogen hebben en de meeste insecten hebben facetogen.
Meer informatie over spinnen is te vinden op de pagina ‘Spinnen’.

2. Duizend- en miljoenpoten

Duizend- en miljoenpoten zijn ook geen insecten en vormen een aparte groep binnen de geleedpotigen. Er zijn een aantal kenmerkende verschillen tussen duizend- en miljoenpoten. Zo is de duizend[poot plat van vorm en heeft één paar poten per segment. De miljoenpoot daarentegen is meer rond van vorm en heeft twee paar poten per segment. Een ander verschil is dat de duizendpoot een echte jager is en leeft van insecten, spinnen en andere ongewervelde diertjes. de miljoenpoot leeft volledig van plantaardig voedsel.
Meer informatie over duizend- en miljoenpoten is te vinden op de pagina ‘Duizendpoten’.

3. Insecten

Het lijf van insecten bestaat uit drie delen, een achterlijf, een borststuk en de kop. Een insect heeft zes poten die allen vastzitten aan het borststuk. Op de kop zitten de voelsprieten, waarmee ze onder andere kunnen ruiken. Meestal hebben insecten facetogen. Facetogen bestaan uit heel veel (soms wel duizenden) kleine oogjes die gezamenlijk het oog vormen. De vorm van de mond van het insect is afgestemd op de wijze waarop deze zich voedt. Als basis bestaat de mond uit een onder- en bovenkaak gecombineerd met onderlippen. De vorm is dan afgestemd op het zuigen, knagen of snijden wat ze doen. De meeste insecten hebben vleugels, waarbij het aantal per soortgroep kan verschillen.

Facetoog bij een insect

Facetoog bij een insect

 

In hun ontwikkeling van geboorte naar volwassenheid maken  insecten een gedaantewisseling door. Dit kan een onvolkomen of een volkomen gedaantewisseling zijn. Hieronder een korte toelichting hierop.

Onvolledige gedaantewisseling

Nadat het insect uit het ei is gekomen, vervelt het gedurende de groei een aantal keer. Na iedere vervelling gaat het jeugdige insect steeds meer op het volwassen insect lijken. Totdat het de fase van volwassenheid heeft bereikt. Een paar voorbeelden van insecten met een onvolledige gedaantewisseling zijn: sprinkhanen, oorwormen en libellen.

Volledige gedaantewisseling

Uit het ei komt dan eerst een larve (zoals een rups bij de vlinder of een made bij de vlieg). Tijdens zijn groei vervelt de larve een aantal keren totdat deze overgaat in de pop vorm. Na verloop van tijd komt uit de pop een volledig volwassen insect tevoorschijn. Voorbeelden van insecten met een volledige gedaantewisseling zijn: vlinder, vlieg, kevers en bijen.

Insecten kan je weer onderverdelen in een groot aantal andere groepen. Hieronder een overzicht van deze verdeling.

Onderverdeling insecten

Meer informatie over insecten is te vinden op de pagina ‘Insecten’

 

ongewervelden