Gaai (Garrulus glandarius)
De gaai heeft een lengte van gemiddeld 34 cm en is dus groter dan de ekster. Het verenkleed van de gaai is grijsbuin en voorzien van een rozige gloed. Daarbij heeft de gaai een gestreepte kruin en komen in de vleugeldekveren de kleuren lichtblauw en zwart voor. De gaai een witte keel en witte stuitvlek en de witte stuitvlek valt goed op tijdens de vlucht. De gaai is een algemene bosvogel die daar opvalt door zijn schelle roep die laat horen bij gevaar. Andere dieren gebruiken deze roep ook als waarschuwing dat er gevaar aankomt. Net als andere kraaiachtigen zijn gaaien ook slim en hebben een goed geheugen. Dit laten ze zien doordat ze per jaar wel zo’n 8.000 eikels kunnen verstoppen en het merendeel daarvan weer terug kunnen vinden. Naast eikels en beukennootjes eten gaaien ook wel bessen gedurende et najaar en de winter. Hun voorkeur gaat dan echter wel uit naar eikels. Tijdens het groeiseizoen eten gaaien ook insecten, andere ongewervelden en resten van menselijk voedsel.
De naam ‘gaai’ is afgeleid van de Romeinse mannen voornaam ‘Gaius’. Vroeger hield men voor de soort ‘Garrulus glandarius’ de benaming ‘Vlaamse gaai’ aan. Waar de toevoeging ‘Vlaamse’ vandaan kwam, is niet met zekerheid te zeggen, maar hieronder twee verklaringen die worden genoemd.
- In bepaalde jaren komt het voor dat er grotere groepen gaaien ons land intrekken. Men dacht vroeger dat deze uit Vlaanderen kwamen.
- Het Vlaamse werd geassocieerd met de mooie kleren van de gegoede burgerij uit het rijke Vlaanderen van destijds.
- Classificatie: Garrulus (geslacht) – Kraaien (familie) – zangvogels (orde) – vogels (klasse)