Wat is het verschil tussen evenhoevigen en onevenhoevigen?
Ongeveer 55 tot 60 miljoen jaar geleden leefde er kleine paardachtige dieren in de bossen die poten hadden met vier tenen. Door verandering van het landschap van bossen naar meer grasachtige gebieden, werd het een voordeel om meer hoefachtige poten/tenen te hebben. Dit om bijvoorbeeld snelheid te krijgen bij het vluchten voor vleeseters. Zo ontwikkelde zich langzaam de huidige hoefdieren naar evenhoevige en onevenhoevige dieren.
Evenhoevige hoefdieren
Bij de evenhoevige hoefdieren ontwikkelde zich het aantal tenen naar twee tenen. Het ging hierbij om de twee middelste tenen die beiden een hoef hebben gekregen. De andere twee tenen trokken zich terug en zijn beiden nog rudimentair aanwezig. Voorbeelden van evenhoevigen zijn herten, runderen, schapen en varkens.
Onevenhoevigen hoefdieren
Bij de onevenhoevige hoefdieren ontwikkelde het aantal tenen zicht uiteindelijk tot een teen, waaraan zich ook een hoef ontwikkelde. Ook bij een onevenhoevige zijn de andere tenen nog rudimentair aanwezig. Voorbeelden van onevenhoevigen zijn: paarden, neushoorns en ezels.