Planten strijden dagelijks om het zonlicht
Op de Veluwezoom komen veel soorten planten, struiken en bomen voor. Al deze planten hebben licht nodig om te kunnen overleven. Dit om d.m.v. fotosynthese de benodigde voedingsstoffen te kunnen produceren.
Waarom is zonlicht zo belangrijk?
Fotosynthese is het proces dat ervoor zorgt dat wij mensen en bijna alle andere organismen op deze aarde kunnen leven. Fotosynthese zorgt onder andere voor het belangrijke zuurstof dat wij inademen en voor de productie van voedingsstoffen (suikers/glucose). In het bladgroen van planten, struiken en bomen vindt het fotosynthese proces plaats. Het zonlicht en de energie daarvan wordt door het bladgroen gebruikt en zijn een voorwaarde voor het proces. Planten, struiken en bomen hebben de door fotosynthese geproduceerde voedingsmiddelen nodig om te overleven en om zich voort te kunnen planten. Dit is dan ook de reden dat er continu een ‘strijd’ gaande is tussen planten, struiken en bomen om het zonlicht op te kunnen vangen en zo het fotosynthese proces werkzaam te kunnen laten zijn.
Miljarden jaren terug in de tijd
Onze aarde is ongeveer 4,5 miljard jaar oud. Één van de eerste levensvormen die op de jonge (toen nog zeer zuurstof arme) aarde ontstonden, waren bacteriën die zonder zuurstof en onder extreme omstandigheden konden leven. Ongeveer drie miljard jaar geleden kwamen er bacteriën op het toneel die bladgroen bevatten en die met behulp van zonlicht en kooldioxide zuurstof gingen produceren. Het gaat hier om cyanobacteriën die ook wel blauwwieren of blauwalgen worden genoemd. Deze cyanobacteriën komen tegenwoordig nog steeds voor. Daar er biljoenen zuurstof producerende cyanobacteriën in de zeeën dreven, vulde de atmosfeer zich langzaam met zuurstof zodat ongeveer 600 miljoen jaar geleden ook complexere levensvormen zich konden gaan ontwikkelen. Het huidige zuurstofgehalte in de atmosfeer bedraagt ongeveer 21% en dat is precies goed voor het leven op aarde.
De concurrentie tussen planten
Toen ongeveer 400 miljoen jaar geleden de eerste landplanten vanuit het het water het land opkwamen, waren dat nog kleine lage mosachtige plantjes. Deze plantjes hadden geen vaatstelsel en wortels en moesten voedingstoffen opnemen uit het water uit hun omgeving. Omdat ze niet voorzien waren van een vaatstelsel, hadden ze ook geen stevigheid en konden niet hoog groeien. Dit is met de huidige mossoorten nog steeds zo. Niet lang na de introductie van deze vaatloze planten ontstonden er ook planten met een vaatstelsel. De varens en paardenstaarten behoorden tot de pioniers van deze vaatplanten. Omdat grotere planten het licht wegnemen van kleine planten ontstond er een evolutionaire ontwikkeling/concurrentie naar steeds grotere/hogere planten. Hoe groter betekent meer zonlicht opvangen, meer productie van voedingsstoffen en daardoor een grotere overlevingskans.
Een mooi voorbeeld hiervan is het beukenbos, waar de beuken al het licht wegnemen onder de bomen. In de onderlaag van een beukenbos is dan ook bijna geen ondergroei aanwezig. Ook tussen de beuken zelf vindt er concurrentie plaats. Alleen de exemplaren die snel genoeg groeien om een plek in het licht te verkrijgen, zullen de concurrentiestrijd overleven.
Hoe werkt fotosynthese?
Klik hier of op het plaatje om te bekijken hoe fotosynthese werkt.