Water en watermolens
Water en het gebruik ervan
De uitstraling van landgoed Beekhuizen en Biljoen wordt sterk bepaald door de Beekhuizerbeek. Reeds in de middeleeuwen werd het schone stromende water van de beek gebruikt voor het aandrijven van diverse watermolens.
De aanwezigheid van mensen is vaak sterk gebonden aan de aanwezigheid van water. Zo zijn de oudste plaatsen op de Veluwe waar tekenen van bewoning zijn gevonden, locaties waar ook nu nog een bron- of sprengenbeek te vinden is. De namen van de dorpen Eerbeek, Beekbergen en de wijk Klarenbeek duiden op de aanwezigheid van een beek. De oorzaak dat er op de Veluwe relatief veel water aanwezig is, komt voort uit de grote neerslag. De Veluwe is namelijk het gebied waar de meeste neerslag in Nederland valt. Vooral in de winterperiode is er een gemiddeld neerslagoverschot van 300 tot 350 mm. Dit overschot zakt door de snel doorlatende bodemlagen, bestaande uit zand en grind. Op een gegeven moment stuit het water op een niet-doorlatende keileem laag. Doordat het water niet verder kan zakken, stroomt het langzaam naar de lager gelegen gebieden in de IJsselvallei.
In het gebied van de Veluwse stuwwallen bevind het grondwater zich meestal 3 tot 4 meter onder het maaiveld. In de laagste gebieden komt dit grondwater als kwelwater omhoog. Daar ontstaat dan heideveen, moerasgebied en broekbos. Broekbossen zijn nog steeds te vinden in de landgoederen: Leusveld, Voorstonden en Den Bosch bij Leuvenheim.
Op sommige plaatsen stroomt het overtollige water via een beek naar de IJssel. De Beekhuizerbeek is hier een voorbeeld van. Vroeger was de Beehuizerbeek een bronbeek die ontstond uit een bron. Later is deze gekoppeld aan een sprengkop en tegenwoordig dus een sprengbeek.
Watermolens
Het gebruik van watermolens is in onze omgeving overgekomen uit het Duitse Rijngebied. Wanneer de eerste watermolen hier startte is niet bekend. De vroegst bekende watermolen in Velp is de Van lennep molen uit 1076, waar nu restaurant De watermolen gevestigd is.
Het gebruiken van water- en windkracht ten behoeve van het malen van granen en/of uitpersen van oliehoudende zaden was in de vroege middeleeuwen een heerlijk recht. Dit betekende dat alleen de heer (of een rechthebbende in zijn plaats) molens mocht plaatsen. In onze omgeving ging het hierbij alleen om watermolens. Alle boeren in de betreffende heerlijkheid waren verplicht om hun koren bij de molen(s) binnen hun heerlijkheid te laten malen. Dit staat bekend onder de term ‘molendwang’.
Boven-, midden en onderslagraderen
Watermolens zijn te onderscheiden in molens met boven-, midden- en onderslagraderen. In onze omgeving waren er alleen bovenslagraderen. Hierbij viel het water, via de bovenzijde van het rad over het molenhoofd heen, aan de voorzijde op de schoepen. Bij de midden- en onderslagraderen kwam het water in het midden of onderop tegen de schoepen aan. Hierdoor draaide het rad in tegenovergestelde richting in vergelijk met een bovenslagrad.
Het rad zelf kon, per watermolen, in grootte verschillen. Dit was afhankelijk van de grootte van het verval. Bij een klein niveauverschil tussen de boven- en onderbeek was er sprake van een kleiner rad dan bij een groot niveauverschil.
Watermolens aan de Beekhuizerbeek
In het verleden was de Beekhuizerbeek een bronbeek die ontstond uit een bron, waarbij het water vanuit de bron richting de IJssel stroomde. Om de beek geschikt te maken voor watermolens heeft men de beek uitgediept en ook hoogteverschillen gecreëerd. Zo zijn er in 1813 werkzaamheden verricht om de beek uit te graven. Daarnaast zijn er ook sprengkoppen gegraven om de watertoevoer te vergroten. Een sprengkop is een gegraven watergat dat zo diep is dat het in contact komt met een natuurlijke bron, waarna het ook door de bron met water wordt gevoed. Men noemt de Beekhuizerbeek nu dan ook een sprengenbeek.
Vanaf de bron tot aan het uitmonden in de IJssel zijn hier in de loop der tijd zes watermolens in gebruik geweest. Deze molens dienden voor de productie van papier en het malen van koren.
- Papiermolen op Beekhuizen: deze watermolen stond ten hoogte Den Bruijl en is gebouwd in 1685. In het jaar 1864 is de papiermolen van Beekhuizen door brand verwoest.
- Papiermolen bij de Keienberg: net onderaan de Keienberg was sinds 1617 een papiermolen werkzaam. In 1877 werden de molenactiviteiten beëindigd. Het molenhoofd met waterval, de opleiding van de beek en de bijbehorende molenaarswoning zijn nog steeds aanwezig.
- Papiermolen Het Horstje: tussen de papiermolen bij de Keienberg en kasteel Biljoen lag papiermolen Het Horstje. De oorsprong van Het Horstje ligt in 1619 of 1630 en in 1865 staakte de toenmalige molenaar W. van Maanen de activiteiten. In 1920 werd de bijbehorende woning gesloopt. Tegenwoordig ligt het molenhoofd en een waterval ligt nog in een particulier tuin.
- Molen van Broekerhave: deze watermolen dateert van voor 1600 en was een korenmolen. Deze molen werd ook wel de molen van het Kaarsemakersgat genoemd. In die tijd werden er veel kaarsen gebruikt ten behoeve van de verlichting. Het maken van kaarsen was een nevenactiviteit van deze molenaar. In 1855 werden de activiteiten van deze molen gestaakt. De mogelijkheid bestaat dat voordat de molen van Broekerhave werd gebouwd daar al een andere watermolen stond. Deze zou er al rond 1025 gestaan hebben en had als naam 'molen van het goed Bruoche (of Ten Broeke)'. Als dit zo is zou het de oudst bekende watermolen op de Veluwe zijn geweest. Het molenhoofd en de waterval zijn nog steeds aanwezig.
- Wasmolen bij Biljoen: omstreeks 1813 stond er een wasmolen bij kasteel Biljoen. Dit was een van de eerste wasmolens in Nederland. De was werd gedaan in een draaiton die werd aangedreven door een waterrad.
- Watermolen bij Overhagen: op Overhagen heeft ook een watermolen gestaan. In eerste instantie een korenmolen in waarschijnlijk de 15e en 16e eeuw. Rond 1750 is er sprake van een papiermolen. Omstreeks 1787 werd deze molen gesloopt vanwege de aanleg van de Biljoense vijver.
Op onderstaande kaart, bij de beek aan de rechterzijde, staan de locaties van de voormalige molens aan de Beekhuizerbeek vermeld (rode stippen). De beek aan de linkerzijde op de kaart is de Rozendaalse Beek. De groene stip geeft de locatie van de Van Lennepsmolen aan. Deze is nog steeds in werking.
Papiermolens
De eerste papiermolen werd in 1595 door Hans van Aelst bij Arnhem gesticht. Bij papiermolens heb je hamerbakken nodig voor het tot vezels slaan van vodden en lompen, wat de grondstof is voor geschept papier. De oude ‘onderslag’ molens leverden hier echter niet voldoende energie voor. Om meer energie te verkrijgen ging men over op het systeem van bovenslagraderen waarbij het water vanaf de bovenkant op de raderen van het rad valt. Om dit te kunnen bereiken moest men wel een groter verval in de beek hebben. Daarom ging men zelf bronnen graven en de beken verleggen om zo een groter verval te verkrijgen. De door mensen aangelegde bronnen en beken noemt men resp. een spreng(kop) en en een sprengbeek.
Door de uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw ontstond er een steeds grotere vraag naar papier. Hierdoor nam ook de groei van papiermolens, vooral in de 17e eeuw, sterk toe. In de loop der tijd hebben er in Velp totaal 16 watermolens gestaan, dit in de vorm van koren-, papier- en wasmolens.
Wasmolens
Door de industrialisatie in de 19e eeuw werd de positie van de papiermakers steeds slechter. De meeste zochten hierdoor een ander gebruik van hun molen. Vaak werd er in deze periode overgegaan naar het wassen van kleding. Het aanwezige zachte grondwater was hiervoor ook erg geschikt. Uiteindelijk is de functie van watermolens overgenomen door stoommachines en later de moderne machines.
Bronnen:
- Boek 'Kasteel Biljoen en daar rondom' van H. Kerkkamp
- Bekenstichting