De bloem
Evolutionair gezien is de bloem voortgekomen uit de stengel in een sterk gemodificeerde vorm. Bloemen komen alleen voor bij bedektzadigen en hebben zich evolutionair zo ontwikkeld om de voortplanting zo optimaal mogelijk te laten verlopen. De eerste bedektzadigen (bloemplanten) zijn ongeveer 160 miljoen jaar geleden ontstaan. Kijkende naar de vrouwelijke en mannelijke voortplantingsorganen kunnen we bij bloemen tweeslachtige en eenslachtige bloemen onderscheiden. Bij de tweeslachtige bloemen zijn zowel de mannelijke- als vrouwelijke voortplantingsorganen in de bloem aanwezig. Bij eenslachtige bloemen alleen de mannelijke- of vrouwelijke voortplantingsorganen.
Opbouw van tweeslachtige bloemen
- Bloembodem en kelkbladeren
- Kroonbladeren
- Stamper, bestaat uit vruchtbeginsel, stijl en stempel
- Meeldraden, bestaan uit helmdraad en helmknop
Bloembodem en kelkbladeren
Aan het eind van de bloemsteel zit een verbreding, die de bloembodem wordt genoemd. In deze bloembodem staan de kelkbladeren in een krans of spiraal. Vaak zijn de kelkbladeren groen van kleur en ze bieden de bloem bescherming voordat deze uitkomt. In veel gevallen zijn er vier of vijf kelkbladeren aanwezig. Het aantal kelkbladeren is net zo groot als het aantal kroonbladeren. Bij sommige bloemen is de kelk niet van de kroon te onderscheiden. Dat noemt men dan een bloemdek. Bij weer andere bloemen, zoals bij distels, zijn de kelkbladeren, door evolutionaire processen, veranderd in haartjes. Dit is het latere vruchtpluis. Sommige bloemen, zoals de bosaardbei, laten onder de kelk een krans met steunblaadjes zien. Dit noemt men een bijkelk.
Kroonbladeren
Met uitzondering van bloemen waarbij het stuifmeel door de wind wordt verspreid, zoals bij grassen, zijn de kroonbladeren niet groen. Bloemen waarbij het stuifmeel door insecten wordt verspreid, hebben bijna altijd gekleurde kroonbladeren. Met deze gekleurde kroonbladeren lokken ze insecten naar zich toe, die zorgen voor de verspreiding van het stuifmeel en daarmee de bevruchting.
Op de locatie waar de kroonbladeren op de bloembodem staan gehecht, bevinden zich meestal nectarklieren. Deze nectarklieren produceren een suikerrijke vloeistof waar de insecten naar op zoek zijn. Om de insecten de goede richting naar de nectar te wijzen, hebben sommige bloemen ook een honingmerk op het kroonblad zitten. Andere planten zoals klein springzaad en het vlasbekje hebben een andere methode en laten een uitzakking van de kroon zien (ook wel spoor genoemd). Deze spoor heeft een kegelvorm en is gevuld met nectar wat aantrekkelijk is voor de insecten.
De kroonbladeren kunnen zich op verschillende manieren manifesteren. Zo kunnen ze los van elkaar op de bloembodem staan (losbladigen), maar ze kunnen ook gezamenlijk bijvoorbeeld een kroonbuis vormen (Vergroeidbladigen).
Stamper
De stamper is het vrouwelijke geslachtsorgaan en is opgebouwd uit de binnenste krans van vervormde bladeren. Deze vervormde bladeren worden ook wel de vruchtbladeren genoemd. In de stamper ontwikkelen zich de vrouwelijke eicellen en op een bloem kunnen meerdere stampers aanwezig zijn. De stamper zelf bestaat uit de onderdelen: vruchtbeginsel, stijl en stempel. Er bestaan ook stempels zonder stijl en die worden zittende stempels genoemd.
De ontwikkeling van de zaden vindt plaats in de zaadknoppen die zich in het vruchtbeginsel bevinden. De zaadknoppen zitten met een navelstreng vast aan de rand van het vruchtblad. Deze rand van het vruchtblad wordt de zaadlijst genoemd en deze kunnen in één of meerdere rijen voorkomen.
Evolutie van de stamper
Wetenschappers denken dat het vruchtbeginsel is geëvolueerd via het oprollen van bladeren met in potentie aanwezige voortplantingsstructuren. De randen van het blad zijn uiteindelijk aan elkaar gegroeid. De naad die daardoor is ontstaan, wordt de buiknaad genoemd. Op deze buiknaad zit meestal de zaadlijst. De rugnaad wordt gevormd door de hoofdnerf van het vruchtblad.
Enkelvoudige- en samengestelde stampers
Stampers zijn te onderscheiden in enkelvoudige- en samengestelde stampers. Bij een enkelvoudige stamper is de stamper opgebouwd uit één vruchtblad. Een samengestelde stamper is opgebouwd uit meerdere vruchtbladeren. Bij samengestelde stampers kunnen de randen van de vruchtbladeren naar binnen buigen en zo tussenschotten vormen. Door deze tussenschotten wordt het vruchtbeginsel verdeeld in verschillende ruimtes. Deze ontstane ruimtes worden hokken genoemd. Afhankelijk van het aantal ontstane ruimtes spreekt men over een-, twee-, drie- of …..hokkige vruchtbeginsels. In sommige gevallen kan een nerf of zaadlijst uitgroeien tot een tussenschot. Dit noemt men dan een ‘vals tussenschot’.
De zaadhokken kunnen op verschillende wijze ingeplant staan. Men maakt hierbij het onderscheid in wandstandig, hoekstandig en centraalstandig.
Posities van vruchtbeginsels
Het vruchtbeginsel kan verschillende posities t.o.v. de andere bloemdelen innemen. Zo zijn de volgende typen te benoemen.
- Bovenstandig vruchtbeginsel; hier is sprake van indien het vruchtbeginsel op dezelfde hoogte ligt als de andere bloemdelen.
- Onderstandig vruchtbeginsel; in dit geval is de bloembodem om het vruchtbeginsel heen gegroeid. Hierdoor lijkt het dat het vruchtbeginsel onder de bloembodem zit.
- Halfonderstandig vruchtbeginsel; hier ligt het vruchtbeginsel qua positie tussen de bovenstandige- en onderstandige uitvoering in.
Meeldraden
De meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen. Een meeldraad is opgebouwd uit een helmdraad met daarop een helmknop. De helmknop is verdeeld in twee helmhokjes. In de helmhokjes zitten stuifmeelzakjes waarin de stuifmeelkorrels zich ontwikkelen. Stuifmeelkorrels worden ook wel pollen genoemd.
Volkomen en onvolkomen bloemen
Indien bij een bloem alle delen van een bloem aanwezig zijn dan spreekt men van een volkomen bloem. Mist de bloem bepaalde bloemdelen dan is er sprake van een onvolkomen bloem. Een voorbeeld hiervan is eenslachtige vrouwelijke bloem, waarbij de meeldraden ontbreken.
Eenslachtelijke en tweeslachtelijke bloemen
Een eenslachtelijke bloem bestaat alleen uit vrouwelijke of mannelijke bloemdelen. Bij een tweeslachtelijke bloem zijn zowel de vrouwelijke (stamper) als de mannelijke (meeldraden) bloemdelen aanwezig. Een eenslachtige bloem is dus ook een onvolkomen bloem.
Eenhuizige en tweehuizige planten
Indien een plant alleen vrouwelijke of mannelijke eenslachtelijke bloemen heeft dan is de plant tweehuizig. Er bestaan dan zowel vrouwelijke als mannelijke planten van die soort. Een plant is eenhuizig indien op de plant zowel vrouwelijke als mannelijke bloemen voorkomen. Als op dezelfde plant zowel mannelijke, vrouwelijke als tweeslachtige bloemen voorkomen is er sprake van een veeltelige plant.
Honingmerk
Om de insecten de goede richting naar de nectar te wijzen, hebben sommige bloemen een honingmerk op het kroonblad zitten. De ronde kringen op de onderlip van de bloem van het vingerhoedskruid zijn honingmerken, zie foto rechts. Bij veel andere planten is, voor ons mensen, het honingmerk niet te zien. Dit komt omdat een honingmerk, voor ons onzichtbaar, ultraviolet licht weerkaatst. De meeste insecten kunnen wél ultraviolet licht zien en worden door het honingmerk aangetrokken.
Symmetrie bij bloemen
Qua symmetrie zijn onderstaande drie vormen te onderscheiden:
- Tweezijdig symmetrische bloemen; deze hebben één symmetrievlak. Bij tweezijdig symmetrische bloemen kan je de bloem op maar één wijze in twee gelijke helften opdelen.
- Meerzijdig symmetrische bloemen; deze hebben meer dan één symmetrievlak. Bij meerzijdig symmetrische bloemen kan je de bloem op meerdere manieren in twee gelijke helften opdelen.
- Asymmetrische bloemen; deze hebben geen symmetrievlak en komen weinig voor.
Voorbeelden van tweezijdig symmetrische bloemen
Tweelippig: tweelippige bloemen hebben een boven- en onderlip.
Gemaskerd: dit zijn ook tweelippige bloemen, waarbij de keel van de bloem wordt afgesloten door een uitgroeisel van de onderlip.
Gespoord: gespoorde bloemen hebben een hol en meestal vrij conisch uitsteeksel aan de voet van een kelkblad of kroonblad. Dit uitgroeisel wordt een spoor genoemd en bevat vaak nectar om de insecten te verleiden om de bloem te bezoeken.
Lintvormig: lintvormige bloempjes vormen tezamen een lintachtige zoom binnen een lintbloem die dan op één bloem lijkt, maar bestaat uit vele lintvormige bloempjes.
Vlindervormig: een vlindervormige bloem bestaat aan de bovenkant uit een groot blad (de vlag) en aan de onderkant uit twee vergroeide bladeren (de kiel). Daarbij heeft de bloem aan de zijkanten een los blad (het zwaard).
Pelorisch: men noemt een bloem pelorisch indien deze in normale toestand tweezijdig symmetrisch is, maar uiteindelijk is omgevormd tot een alzijdige symmetrische bloem. Een voorbeeld is de topbloem bij vingerhoedskruid. De akkerhommel heeft een voorkeur voor pelorische bloemen.
Voorbeelden van meerzijdig symmetrische bloemen
Trechtervormig: de bloem heeft de vorm van een trechter.
Buisvormig: bestaat uit een lange buis met aan het eind een kleine naar buiten groeiende verwijdering. Bij samengestelde bloempjes komen vaak buisbloempjes voor. Dit ook in combinatie met lintbloempjes.
Trompetvormig: hier is ook sprake van een lange buis, maar dan met een grote naar buiten groeiende verwijdering.
Stervormig: de bloemen vertonen de vorm van een ster.
Komvormig: de bloemen vertonen de vorm van een kom.
Kroesvormig: lijkt op een uitgerekte komvorm.
Klokvormig: de bloem vertoont de vorm van een klokje.
De bloeiwijze van bloemen
Bloemen kunnen op verschillende manieren een bloeiwijze tonen. De volgende drie bloeiwijzen komen voor.
- Alleenstaande bloemen (eindstandig); bij deze bloeiwijze staan de bloemen op het uiteinde van de stengel.
- Verspreide bloemen (okselstandig); de bloemen staan bij deze bloeiwijze in de bladoksels.
- Bloemgestellen; het gaat hier vaak om kleine bloempjes die in groepen voorkomen en daarmee de indruk wekken dat het om een bloem gaat. In werkelijkheid gaat het om meerdere kleine bloempjes bij elkaar.