Inheemse planten van Nederland
In Nederland komen ongeveer 1.500 inheemse zaadplanten voor. Het aantal inheemse sporenplanten bedraagt ongeveer 700, waarvan ruim 600 mossen en een kleine 100 varens.
Onder inheemse planten verstaat men planten die van nature in onze klimaatzone voorkomen. Het gaat dan om de planten die zich na de laatste ijstijd, op natuurlijke wijze, zich bij ons gevestigd hebben. De laatste ijstijd, het Weichselien genoemd, duurde van 116.000 tot 11.700 jaar geleden. Tijdens deze periode kwamen er koude, maar ook warmere perioden voor. Tijdens de koude perioden heerste er bij ons een toendraklimaat, met temperaturen die ‘s zomers niet boven de 10 graden kwamen en in de winter kon het vijftig graden vriezen. Het was toen veel te koud voor de meeste bomen, struiken en planten. De begroeiing van ons landschap bestond toen hoofdzakelijk uit grassen, mossen en wat lage struiken.
Tijdens de koude fases van de laatste ijstijd migreerden de flora en fauna naar de warmere zuidelijke gebieden en konden daar als soort overleven. Na de laatste ijstijd, toen het in Nederland ook weer warmer begon te worden, migreerden de flora en fauna weer terug vanuit het zuiden naar onze omgeving. Uiteindelijk was dit een proces van duizenden jaren waarin de Nederlandse inheemse flora hun huidige plek in de natuur hebben gevonden. Tijdens dit migratieproces hebben ze zich aangepast aan de omstandigheden die in onze klimaatzone heersen. Deze aanpassingen liggen opgeslagen in de genen van de huidige flora en wordt daarmee doorgegeven aan het nageslacht.