Ruwe berk (Betula pendula)
Kenmerkend voor berken is dat hun zaden erg licht zijn en zich hierdoor gemakkelijk door de wind laten verspreiden. Op plaatsen waar de bodem wat open is, vinden deze zaden al snel hun plek en groeien, bij goede omstandigheden, uit tot berkenbomen. Door het snelle verspreiden van berkenbomen worden ze ook wel pioniersbomen genoemd. De ruwe berk is dan ook een inheemse soort die, na de laatste ijstijd, een van de eerste boomsoorten was die hier groeiden. In Nederland komt de ruwe berk bijna overal voor, behalve op zware kleigronden. De ruwe berk heeft een zilverwitte stam, daarom wordt hij ook wel zilverberk genoemd. Bij de ruwe berk wordt de bast, als de berk ouder wordt, ruwer en zwarter. De zachte berk blijft echter wit en wordt daarom ook wel witte berk genoemd.
Weetjes over de ruwe berk
- Ruwe berken worden 50 tot 100 jaar oud en kunnen een hoogte bereiken van maximaal 30 meter.
- Berken houden van licht en bloeien in de maanden april en mei. Ze hebben dan geelachtige mannelijke en vrouwelijke katjes.
- Sijzen en barmsijzen zijn verzot op het fijne zaad van de ruwe berk.
- Net als andere bomen leeft de berk in symbiose met schimmels. De vliegenzwam en de berkenboleet zijn schimmels die je vaak bij berken aan kunt treffen.
- Heksen bezems zijn een veelvoud van twijgen die je soms in berkenbomen aan kunt treffen. Het ziet eruit als een groot vogelnest of een takkenbos. Dit wordt veroorzaakt door een schimmel in de schors.
- De berk heeft zacht hout, waar de grote bonte specht graag gebruik van maakt om hun hol in te maken. De mens gebruikt berkenhout o.a. voor brandhout, borstels en het vervaardigen van triplex.
- De in Oostenrijk gevonden ijsmummie Ötzi, met een ouderdom van 5.000 jaar oud, had twee tasjes bij zich die gemaakt waren van berkenschors.
- Classificatie: Betula (geslacht) - Berken (familie) Nieuwe tweezaadlobbigen (clade)– Bedektzadigen (clade) –Zaadplanten (klasse) – Landplanten (stam) – Planten (rijk).