Algemene informatie over vogels

De roodborst is in Nederland en op de Veluwezoom een echte standvogel

De roodborst is in Nederland en op de Veluwezoom een echte standvogel

De ontwikkeling van vogels

Net zoals de amfibieën, reptielen en de zoogdieren behoren vogels tot de vierpotigen (Tetrapoda). Inmiddels is algemeen aanvaard dat de vogels afstammen van de dinosauriërs. Bij de vogels zijn de oorspronkelijke armen en handen geëvolueerd tot vleugels, waarbij het oorspronkelijke aantal vingers terug is gegaan van vijf naar twee tot drie. Dit is terug te zien in de opbouw van de vleugels. Het aantal tenen van de voet is terug geëvolueerd van vijf naar meestal drie. De poten van vogels zijn bedekt met schubben van hoorn. Vanwege het vliegen is het lichaam van vogels licht en toch sterk. Zo zijn de botten deels gevuld met lucht en hebben vogels geen tanden maar een lichte harde rand van hoorn. 

Veren van vogels

Kenmerkend voor vogels is dat ze veren hebben. Een vogel heeft verschillende soorten veren met aparte functies.

  • Donsveren zijn er voor de isolatie en om warm te blijven. Donsveren zijn vertakt en fijn van structuur.
  • Dekveren: deze beschermen het dons tegen vocht en zorgen voor stroomlijning en dus minder weerstand tijdens het vliegen.
  • slagpennen: deze zijn ten behoeve van het vliegen en geven de vogel lift en stuwkracht.
  • Staartpennen: deze zijn ook ten behoeve van het vliegen, vooral om te sturen en te remmen. Daarnaast geven de straatpennen de vogel lift en stabiliteit tijdens het vliegen.

Vogels vervangen op gezette tijden hun verenkleed om deze optimaal te houden, dit wordt de rui genoemd. Meestal vindt de rui plaats omstreeks juli/augustus en sommige vogelsoorten vervangen hun verenkleed ook nog eens voor het broedseizoen. Bij deze vogels spreek je dan over een zomerkleed en een winterkleed. Dan zijn er ook nog vogels die hun veren geleidelijk over her jaar vervangen, bijvoorbeeld roofvogels doen dit.

Voedsel van vogels

Doordat het vliegen van vogels veel energie kost, hebben vogels een snelle spijsvertering en een hoge lichaamstemperatuur. Dit betekent dat ze veel moeten eten. Wat ze eten is afhankelijk van het soort vogels. Zo heb je vogels die gespecialiseerd zijn in insecten, planten, zaden en vlees. De vogel zelf en vooral de snavel is op het eetpatroon afgestemd. Zo hebben sommige vogels die zaden eten een verwijdering in de slokdarm (krop) waar de, vaak harde, zaden laten voor weken. Een  voorbeeld daarvan is de duif. Zaadeters, eten naast het zaad vaak ook insecten. Dit doen ze dan vooral in de broedperiode om hun jongen van de benodigde eiwitten te voorzien.

De blauwborst is een echte insecteneter en overwintert in Spanje en West-Afrika

De blauwborst is een echte insecteneter en overwintert in Spanje en West-Afrika

Vogeltrek

Naast dat er vogels zijn die het hele jaar in Nederland blijven en hier ook broeden (ook wel standvogels genoemd), zijn er ook vogels die naar warmere gebieden trekken om daar te overwinteren. Dit gebeurt vooral bij insecteneters omdat hier in Nederland, gedurende de winter er veel minder insecten zijn. Na het broedseizoen en zodra de jongen groot genoeg zijn om de vogeltrek aan te kunnen, trekken de vogels naar hun overwinteringsgebieden. Hiervoor leggen ze soms enorme afstanden af. Van Nederland naar bijvoorbeeld Midden- en Zuid-Afrika is geen peulenschil. Er zijn echter ook vogels die nog grotere afstanden afleggen. Koploper is de  Noordse stern die ongeveer 17.000 kilometer aflegt vanuit zijn broedgebied binnen de Noordpoolcirkel naar zijn overwinteringsgebied in het Zuidpoolgebied.

Het is een wonder hoe ze de weg naar en van hun overwinteringsgebieden weten te vinden en hier in Nederland weer op dezelfde plek terugkeren. Per vogelsoort kan de methodes die ze hiervoor gebruiken verschillend zijn en soms gebruiken vogels ook verschillen de methoden. Zo maken vogels voor hun oriëntatie gebruik van:

  • Rivieren en kustlijnen
  • Navigeren op de zon en de sterren
  • Gebruik maken van het magnetisch veld

Vogelzang en roep

Vogels staan, naast hun veren, natuurlijk ook bekend om hun zang. De zang van vogels heeft verschillende functies. De mannetjes gebruiken de zang om vrouwtjes te lokken om te paren en zich voort te planten. Daarnaast is een belangrijke functie van de zang om een gebied af te bakenen en zo een territorium te vormen. De vogelzang is voor het grootste deel aangeboren, maar gedurende hun leven leren ze daar nog bij. Zo kent een oudere koolmees veel meer liedjes dan een koolmees die nog jong is. De maanden net voor het broedseizoen (februari t/m april) is de zang het hevigst omdat dan alles in het teken staat van het voortbrengen van het nageslacht.

Naast de zang maken vogels ook nog contactgeluiden. Dit doen ze het hele jaar door en er zijn ook verschillende soorten contactgeluiden, zoals: 

  • De contactroep om algemeen met elkaar te communiceren;
  • De alarmroep om aan te geven dat er gevaar dreigt. Daar kan je ook weer onderscheid hebben tussen een alarmroep bij gevaar uit de lucht (b.v. een roofvogel die in de buurt is) en een alarmroep voor gevaar vanaf de grond (b.v. voor een kat).
Een zingende kneu (Linaria cannabina)

Een zingende kneu (Linaria cannabina)

 

vogels