Plantenstengel

De stengel van een plant

De stengel is het deel van de plant dat bladeren draagt. Een stengel is verdeeld in segmenten en heeft hij knopen en knoppen. Vanwege de stevigheid zijn stengels bij naakt- en bedektzadigen vaak verhout. Bij kruidachtige planten vindt er geen verhouting plaats. Deze planten zijn vaak groen, dun en sappig.

Een stengel is verdeeld in verschillende onderdelen. Hieronder een overzicht van die onderdelen en een visuele weergave van een tak (verhoute stengel).

  1. Knoop: is de plek waar het blad is bevestigd. Hier is ook het litteken van het afgevallen blad te zien.
  2. Tussenknoopstuk: het segment van de stengel dat tussen twee knopen inzit.
  3. Stengellid: een tussenknoopstuk inclusief een knoop.
  4. Knop: uit een knop groeit een blad, een bloem of een nieuwe stengel. De knoppen worden vaak, door middel van schubben, beschermd tegen vraat van dieren en tegen weersomstandigheden. Bescherming kan ook plaatsvinden door een harslaagje, maar er zijn ook naakte knoppen.
  5. Knopschubben: dit zijn schubben die om een knop zitten om deze te beschermen tegen kou en het aanvreten door insecten.
  6. Bladlitteken: nadat een blad door een natuurlijke oorzaak is afgevallen ontstaat er op die plek op de tak een lidteken. Dit wordt een bladlidteken genoemd.
  7. Ringlitteken: dit is een litteken dat achterblijft op de plek van de knopschubben als een eindknop in het voorjaar uitloopt. Het gedeelte tussen twee ringlittekens is één jaar oud.
tak met knoppen

Er bestaan verschillende soorten knoppen, zoals hieronder omschreven.

Eindknoppen: deze staan op het uiteinde de stengel en daaruit groeit het volgende jaar een nieuwe stengel.

Okselknoppen: deze staan in de oksels van het blad.

Adventieve knoppen: deze vormt zich niet in de oksels maar kan op verschillende plekken voorkomen, zoals op de tak, stam of wortel.

Bedekte knoppen: knoppen die met schubben zijn bedekt.

Naakte knoppen: knoppen zonder bescherming

Bladknoppen: uit deze knoppen groeien bladeren.

Bloemknoppen: uit deze knoppen groeien bloemen.

Gemengde knoppen: uit deze knoppen groeien zowel bladeren als bloemen.

 

Vertakkingen en groei van de stengel

De vertakkingen van een stengel kunnen op verschillende manieren plaatsvinden. Zo zijn er sympodiale, monopodiale, dichotome en anisotome vertakkigen. Hieronder een korte toelichting.

Sympodiale vertakkingen: hier treden de vertakkingen op door middel van groeipunten of okselknoppen vanuit de hoofdas, dus niet vanuit de top van de hoofdstengel. Een voorbeeld is het vertakkingsproces bij de tomaat.

Monopodiale vertakkingen: indien de vertakking optreedt doordat een eindknop op de hoofdas doorgroeit spreekt men van een monopodiale vertakking. Door deze groeiwijze ontstaat er een mooie rechte stam, zoals bij bij de meeste naaldbomen.

Dichotome vertakkingen: hierbij deelt de groeipunt van de stengel zich op in twee zo goed als gelijke groeipunten. Vanuit deze twee nieuwe groeipunten groeit de stengel in twee gelijke stengels door. Deze vertakkingsvorm komt veel voor bij mossen en varens.

Anisotome vertakkingen: deze vertakkingsvorm is in de basis hetzelfde als de dichitome vertakking. Echter bij een anisotome vertakking zijn de nieuw gevormde vertakkingen niet gelijkwaardig qua groeisnelheid. Één van de vertakkingen is dominant in de lengtegroei snelheid. Een voorbeeld van een plant met deze vertakkingsvorm is de grote wolfsklauw.

Stengelvormen

Op basis van hun doorsnede, innerlijke- en uiterlijke kenmerken zijn bij stengels o.a. de volgende vormen te onderscheiden:

  1. Ronde stengels zoals bij de paardenbloem.
  2. Driekantige stengels zoals bij de ijle zegge.
  3. Vierkantige stengels zoals bij de brandnetel.
  4. Geribde stengels zoals bij de canadese fijnstraal.
  5. Holle stengels zoals bij de brandnetel.
  6. Met merg of weefsel gevulde stengels zoals bij de bijvoet.
  7. Gladde stengels zoals bij de paardenbloem.
  8. Ruwe stengels zoals bij de canadese fijnstraal.
  9. Behaarde stengels zoals bij de smeerwortel.
  10. Gegroefde stengels zoals bij de reuzenberenklauw.
  11. Gestekelde stengels zoals bij de kruisdistel.
  12. Gevleugelde stengels, zoals bij de smeerwortel.

Groeirichtingen van stengels

Stengels kunnen in verschillende richtingen groeien. Hieronder een overzicht van de verschillende richtingstypen.

Rechtopstaande stengels: deze groeien verticaal omhoog, zoals bij de zomerfijnstraal.

Liggende stengels: hier spreekt men over horizontaal op de grond liggende stengels, zoals bij de witte klaver.

Liggend tot rechtopstaande stengels: hierbij is het grootste deel van de stengel liggend en het bovenste deel groeit rechtop, zoals bij perzikkruid.

Uitlopende stengels: dit is een kruipende stengel die op de plek van de bijwortels nieuwe planten vormt, zoals bij de aardbei.

Hangende stengels: deze vertoont een naar beneden afhangende groei, zoals bij wolfsklauwen waarbij de stengels zowel kruipend, rechtopstaand als hangend kunnen zijn.

Windende stengels: deze stengels steunen op een ondergrond. Dit doen ze op een windende of slingerende wijze. Planten met een rechtswindende groeiwijze (zoals bij de hop) groeien, van bovenaf gezien, met de klok mee en planten met een linkswindende groeiwijze (zoals bij de akkerwinde en haagwinde) groeien tegen de klok in.

Stengels met een knik: hier is sprake van een hangende kop op een rechtopstaande stengel, zoals bij de knikkende distel.

Takdoornen, bladdoornen en stekels,

Takdoornen zijn takken die zich uiteindelijk hebben omgevormd tot doornen. Een takdoorn is verbonden met het inwendige van de stengel en een takdoorn zit op de plaats van een tak. Voorbeelden zijn de vuurdoorn  en sleedoorn. Naast takdoornen bestaan er ook nog bladdoornen en stekels. Bladdoornen zijn doornen die uit bladeren zijn gevormd en en in tegenstelling tot takdoornen hebben bladdoornen wel een okselknop en zitten ze op de plaats van een blad. Voorbeelden van bladdoornen zijn de gaspeldoorn en meidoorn. Stekels zijn kegelvormige uitgroeisels van de opperhuid en zijn niet verbonden met het inwendige van de tak of stengel. Een voorbeeld is de braam.

Stengelknol, wortelstok en bol

Stengelknol: een stengelknol is een uitgroeisels van de stengel in de vorm van een knol. Deze knol wordt gevormd door de opslag van reservevoedsel. Het verschil met wortelknollen kun je zien door de knoppen en eventueel schubvormige bladeren die wel op stengelknollen, maar niet op wortelknollen zitten. Stengelknollen komen zowel boven als onder de grond voor. Daarnaast kan je stengelknollen nog onderscheiden in naakte en bedekte (gerokte) stengelknollen. Een naakte stengelknol (zoals de aardappel) is niet bedekt en een bedekte stengelknop is omringd door oude bladscheden (zoals de krokus). Het in de stengelknop opgeslagen voedsel dient ervoor om de plant in het volgende groeiseizoen van voedsel te voorzien.

Wortelstok (rizoom): een wortelstok is een stengel die onder de grond groei en kan verdikt zijn, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Wortelstokken groeien meestal op horizontale wijze en het eind van de wortelstok buigt vaak omhoog om een nieuwe plant te vormen. De bladeren op de wortelstok stengel zijn gereduceerd tot schubben. Ze bevatten daarnaast geen chloroplasten en zijn dus niet groen. In de wortelstokken wordt ook reservevoedsel opgeslagen, wat soms wordt gebruikt om de winter te overleven. Soms is het verschil tussen wortels en een wortelstok lastig te zien. Wortels zijn echter nooit voorzien van knopen of bladeren. Wortelstokken daarentegen hebben altijd knopen met of zonder bladeren. Voorbeelden van planten met wortelstokken zijn de brandnetel, de adelaarsvaren en gras.

Bol: een bol is een verdikte stengel waarin reservevoedsel wordt opgeslagen. Bollen kunnen zowel ondergronds als bovengronds voorkomen en komen het meest voor bij eenzaadlobbige planten. Een bol bestaat uit een bolschijf in combinatie met rokken of schubben. De bolschijf is een sterk gedrongen en verbrede stengel waarin veel reservevoedsel ligt opgeslagen. De rokken zijn elkaar geheel omsluitende verdikte bladeren die staan ingeplant op de bolschijf. Schubben daarentegen omsluiten elkaar maar gedeeltelijk. Een voorbeeld van de bol is een ui.