Algemene informatie over paddenstoelen en schimmels

Vliegenzwam-(Amanita-muscaria)

Vliegenzwam-(Amanita-muscaria)

Is er verschil tussen een paddenstoel, een schimmel en een zwam?

Er bestaat vaak verwarring over wat nu het verschil is tussen een paddenstoel, een schimmel en een zwam. Een zwam en een schimmel zijn verschillende benamingen voor hetzelfde. Het gaat hier beiden om het totale organisme van de zwamvlok en de paddenstoel (als die aanwezig is). De zwamvlok (ook wel mycelium genoemd) is het deel dat je niet ziet, want dat zit onder de grond. De zwamvlok bestaat uit het gehele stelsel van schimmeldraden (ook wel hyfen genoemd) onder de grond. De schimmeldraden worden gebruikt om voedingsstoffen uit de omgeving te halen. De paddenstoel zelf is de ‘vrucht’ van de zwam/schimmel en de paddenstoel heeft de functie om de zwam/schimmel zich te laten voortplanten. Dit door het verspreiden van sporen.
De naam schimmel wordt ook wel gebruikt voor zwammen die geen paddenstoelen vormen. Het gaat dan om de lagere schimmels en daarbij moet je denken aan een schimmel die ontstaat als je voedsel laat bederven.

In Nederland komen ongeveer 5.000 zwammen/schimmels voor die ook paddenstoelen produceren ten behoeve van de voortplanting.

 

Hoe ziet de levenscyclus van een zwam/schimmel eruit?

Schimmels/zwammen hebben verschillende methoden ontwikkeld om de sporen te verspreiden. Vaak zitten de sporen tussen de lamellen of de buisjes die aan de onderkant van de paddenstoel zitten. Als de sporen dan rijp zijn vallen ze naar beneden en worden dan door de wind verspreid. Soms worden er andere methoden gebruikt. Bij bovisten bijvoorbeeld zitten de sporen in een knol en als die kapot scheurt komen de sporen eruit en worden dan door de wind verspreid. Zie hieronder een voorbeeld van een paddenstoel met lamellen en hoe het werkt bij een bovist. Daarnaast zijn er ook nog andere methoden om de sporen te laten verspreiden, bijvoorbeeld met de hulp van dieren. Zo verspreiden vliegen de sporen van de grote stinkzwam en er worden ook paddenstoelen door dieren gegeten dia daarna via de ontlasting de sporen weer verspreiden. 

Vrijkomende-sporen-bij-buikzwam

Vrijkomende-sporen-bij-buikzwam

 

sombere-honingzwam-(Armillaria-ostoyae)

Lamellen bij de sombere-honingzwam-(Armillaria-ostoyae)

 

De voortplanting van zwammen/schimmels kan geslachtelijk of ongeslachtelijk plaatsvinden. Meestal gaat het bij de eenvoudige (eencellige) schimmels, zoals een gistcel, om ongeslachtelijke voorplanting. Bij complexere zwammen/schimmels (meercellige), die ook vaak paddenstoelen als vrucht produceren, gaat het meestal om geslachtelijke voortplanting.

Proces bij geslachtelijke voortplanting
  • Als een rijpe spore op de bodem valt en de omstandigheden qua vochtigheid en temperatuur zijn goed, kan de spore uitgroeien tot een celdraad (een hyfe) en daarna tot een primair mycelium. Dit deel heeft echter nog maar de helft van het genetische materiaal (komend van de paddenstoel waar de spore van vandaan komt).
  • Als twee primaire mycelliums (van twee verschillende geslachten) elkaar tegenkomen, kunnen ze samensmelten. Deze samensmelting noemt men een secundair mycelium.
  • Uit het secundaire mycelium kan dan een paddenstoel groeien, die weer sporen verspreidt , waarna het proces weer opnieuw begint.
Proces bij ongeslachtelijke voortplanting

Hiervoor produceert de zwam/schimmel speciale hyfentakken, die voor de vermeerdering dienen. De uiteinden van deze hyfentakken worden van de hyfentak losgemaakt en vormen dan conidien (een soort lichte spore). Deze conidien worden dan meestal door de lucht verspreid. Als deze conidien op een geschikte plek komen, kan zich daar weer een zwam/schimmel uit ontwikkelen.

 

De functie van paddenstoelen in de natuur

Zwammen/schimmels hebben een belangrijke functie in de natuur. Zo zijn er veel zwammen/schimmels die dode bomen en planten opruimen en met hun uitgebreide schimmeldraden stelsels staan ze in verbinding met de wortels van bomen en planten. Waarbij de zwammen/schimmels de bomen en planten  voorzien van voedingsstoffen zoals zouten en mineralen. Je kan drie groepen onderscheiden op basis van hun functie in de natuur.

1. Opruimers (saprofyten)

Saprofyten gaan met hun schimmeldraden in bladafval, dode bomen en dieren. Daarbij breken zij deze dode overblijfselen langzaam af. Wat er uiteindelijk overblijft, draagt weer bij aan de voedselrijkheid van de bodem in zijn algemeenheid, waar andere organismen weer van kunnen profiteren.

Voorbeelden van opruimers (saprofyten) zijn: Heksenboter, Grote stinkzwam, Porseleinzwam, Grote parasolzwam en de Vermiljoen houtzwam.

2. Profiteurs (parasieten)

Er zijn ook zwammen/schimmels die zich vestigen op gezonde bomen en planten. Vaak hebben deze bomen en planten al een zwakke plek waarin de zwam/schimmel kan binnendringen. Met zijn schimmeldraden tast de zwam/schimmel zijn gastheer aan en in veel gevallen zal dat tot de dood van de boom of plant leiden.

Voorbeelden van profiteurs (parasieten) zijn: Berkenzwam, Echte tonderzwam, Rupsendoder, Vals judasoor, Biefstukzwam.

Sommige zwammen/schimmels kunnen zowel profiteur als opruimer zijn. Zo kan de tonderzwam een gezonde boom als profiteur (parasiet) zo aantasten zodat dat tot de dood van de boom leidt. Daarna kan dezelfde tonderzwam de dode boom als opruimer (saprofyt) opruimen.

3. Samenwerkers (symbioten)

In de natuur wordt er ook veel samengewerkt. Een mooi voorbeeld daarvan is de samenwerking tussen zwammen/schimmels en bomen. Het uitgebreide netwerk van schimmeldraden staat vaak in contact met de fijne worteldelen van bomen. De schimmeldraden omwikkelen de fijne worteldelen en dringen zo door tot in de weefselcellen van de wortelbast. Bovendien wordt de plant/boom beschermd tegen het binnendringen van schadelijke organismen. De schimmel levert dan mineralen aan de boom en zorgt voor een betere wateropname en de boom levert de voedingsstoffen suikers (glucose) terug aan de zwam/schimmel. Deze samenwerking gaat vaak zo ver, dat als de boom sterft de zwam/schimmel ook sterft. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de bomen in een gezond bos met elkaar verbonden zijn door de uitgestrekte schimmelstelsels. Verstoring door de mens van bomen en/of zwammen, zal ook leiden tot verstoring van de aan elkaar verbonden symbioten.

Voorbeelden van samenwerkers (symbioten) zijn: Schotel russula, Vliegenzwam, Hanenkam, Gewone heksenboleet, Bleke cantharel.

 

paddenstoelen