Merel (Turdus merula)
De meeste merels in Nederland zijn standvogel. Dit betekent dat ze het hele jaar hier blijven en hier dus ook broeden. In het najaar komen er ook merels uit de Scandinavische landen bij die hier overwinteren. Een merel heeft een lengte van ongeveer 25 cm. Jonge merels hebben een bruine kleur en na ongeveer een jaar zijn de mannetjes op kleur en zijn dan pikzwart met een oranjegele snavel inclusief de karakteristieke oogring. De vrouwtjes worden donkerbruin met een wat gevlekte borst en een donkere snavel. Het nest maakt de merel het liefst in wat dichtbegroeide struiken, bomen of heggen. In het nest leggen ze vaak wel drie tot vier legsels per jaar. Per legsel leggen ze dan drie tot vijf groene eieren met bruine vlekken.
Leefomgeving van de merel
De merel is van oorsprong een schuwe bosvogel. De afgelopen twee eeuwen heeft de merel zich ook verplaatst naar de woonomgeving van de mens. Je komt ze dan ook op veel plekken tegen, zoals : bossen, parken, woonwijken, tuinen en zelfs in de groene plekken van een drukke stad.
Wat eet de merel?
De merel is niet zo kieskeurig qua voedsel. Het is een echte alleseter. Het aanbod is natuurlijk per seizoen wel verschillend. Zo eten ze in de lente en zomer graag insecten en wormen en in het najaar en de winter zijn vruchten en bessen erg in trek. Daarbij komen ze ook graag hun kostje bij elkaar scharrelen op de voedertafel in de tuin. De snavel van de merel is afgestemd op het voedsel dat hij eet. De scherpte maakt het mogelijk om kleinere deeltjes te pakken, zoals insecten en zaden en de lengte gebruikt de merel bijvoorbeeld voor het oppikken van regenwormen.
Zang en roep van de merel
Merels beginnen al te zingen in januari, al komen ze in februari pas goed op gang. De zang houden ze vol tot aan juli. Nog als het donker is, voor zonsopkomst, start de merel zijn ochtendzang en stopt ermee als het licht is geworden, want dan maakt de merel tijd om voedsel te zoeken. Rondom de avondschemering is de merelzang ook weer volop te horen.
Roep van de merel
- In de vlucht: een kort hoog strie
- Bij gevaar uit de lucht (b.v. een sperwer): een zeer hoog, scherp en langgerekt tsiiii
- Bij gevaar vanaf de grond (b.v. een kat): een herhalend poek
- Bij algemene onrust: een herhalend tjoek, soms aangevuld met een versneld VIWIWIWI
- Tijdens de schemering, territorium roep naar andere merels toe: tjing tjing tjing
Zang van de merel
De zang van merels klinkt melodieus en gevarieerd en is verdeeld in strofen die 2 tot 4 seconden duren en onderbroken worden door een duidelijk pauze. De zang bestaat uit prachtige fluittonen met grote toonhoogtewisselingen, die bijna altijd eindigen met een paar zeer korte hoge nootjes. Gedurende de winter en het vroege voorjaar laat de merel vaak een stille fluisterzang horen.
Weetjes over de merel
- Classificatie: Turdus (geslacht) – Lijsters (familie) – zangvogels (orde) – vogels (klasse)
- Ieder jaar vervangt de merel zijn veren (ruiperiode). De ruiperiode vindt plaats tussen juni en oktober, met de nadruk op augustus.
- Bij het ouder worden, wordt de oranje gele kleur van de snavel bij de mannetjes dieper en neem de lengte van de snavel toe.
- Als je een jonge merel op de stoep vindt, neem hem dan niet mee naar binnen. Zet hem op een hoge plek in een boom of een struik, zodat katten er niet bij kunnen. De kans is dan zeer groot dat de merel ouder het jong snel weer vindt.